#Hoe: Succesfactoren module 3: het HMC
Welke factoren dragen bij aan het succesvol afronden van module 3 van VIPP 5? In de reeks #Hoe blikken instellingen die inmiddels klaar zijn met module 3 terug, en delen zij hun tips en adviezen.
Peter den Hollander, CMIO, en Rob Grauwmeijer, projectleider ICT, vertellen hoe module 3 bij het HMC is verlopen. Rob: “Voor dit project heb ik als projectleider nauw samengewerkt met de functioneel beheerder van ons EPD, en met een klinisch informaticus die alle procedures duidelijk heeft vastgelegd. Iedere keer als de leverancier nieuwe functionaliteiten uitbracht, hebben we die getest en hebben we met print screens in een document weergegeven hoe het traject er in het EPD uitziet. Op die manier hebben we vastgelegd hoe we het uitwisselen en reconciliëren binnen onze organisatie aanpakken. Per norm is een functiedocument opgesteld waardoor de auditor een goed kreeg van onze processen, en dat bespoedigde de audit. Ik raad daarom iedereen aan om met dergelijke functiedocumenten te werken.”
Netwerk uitgebreid
Peter: “Wij werken al vele jaren samen met het LUMC en het HagaZiekenhuis, waarbij aanvankelijk de gegevens uitgewisseld werden op papier of per fax. Sinds twee jaar wisselen we steeds meer digitaal uit en wordt iedere nieuwe technische mogelijkheid ingezet om dat steeds beter gestructureerd en volledig digitaal te doen. Door VIPP 5 hebben we ons netwerk uitgebreid en wisselen we nu ook uit met het Franciscus Gasthuis & Vlietland, Basalt Den Haag, LangeLand Ziekenhuis (HagaZiekenhuis Zoetermeer) en het Reinier de Graaf. VIPP 5 heeft eraan bijgedragen dat we nu met veel meer instellingen in de regio digitaal kunnen uitwisselen.”
Rob: “We hebben in de regio Haaglanden regelmatig overleg over gegevensuitwisseling. En via werkgroepen heb ik contact met projectleiders uit het hele land die zich bezighouden met digitale samenwerking. We wisselen regelmatig tips en ervaringen uit.”
Nieuwe uitdagingen
Rob: “Uitwisseling tussen instellingen die verschillende leveranciers hebben, brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. Bij HMC maken we gebruik van het EPD van Chipsoft en wisselen we de BgZ tussen instellingen met het EPD van Chipsoft uit via de Transmurale Verwijsorder. Epic doet dit met een connectie tussen Epic Care Everywhere en Zorplatform Inzage. Bij de Transmurale Verwijsorder worden gegevens proactief overgedragen en krijg je alles direct binnen als instelling. Bij uitwisseling via Zorgplatform Inzage moet de zorgverlener zelf actie ondernemen om te zien of er bij een andere instelling gegevens over een patiënt beschikbaar zijn. Er bestaan dus verschillende werkwijzen naast elkaar. Daardoor moet je van geval tot geval kijken hoe het werkt bij de instelling waarmee je uitwisselt. Dat is niet ideaal, dus daar moet je goede afspraken over maken tussen de verschillende zorginstellingen en met de betrokken zorgverleners.”
Grote wens van zorgverleners
Peter: “Nu de technische uitwisseling tussen meerdere instellingen is gerealiseerd, is de volgende stap om verder kijken naar de toepassing in de praktijk en de gebruiksvriendelijkheid. We zien dat onze leverancier voor elke zib een andere oplossing heeft bedacht, die niet altijd goed aansluit bij het zorgproces. Er zijn in de huidige inrichting veel handelingen nodig om te kunnen reconciliëren, en gegevens staan niet altijd op de plek waar je ze als zorgverlener zou verwachten. Ook is niet direct inzichtelijk welke informatie het meest recent is. Betrokkenheid van zorgverleners is bij de verdere doorontwikkeling dan ook van groot belang. Want het blijft een grote wens van veel zorgverleners om uitgewisselde gegevens op een snelle en gemakkelijke manier te kunnen hergebruiken.
Mijn oproep is dan ook dat hierop landelijke sturing komt. Het gevaar is dat de aandacht verslapt als het VIPP-programma straks is afgelopen, waardoor de leveranciers niet verder ontwikkelen aan uniform uitwisselen van de gehele Bgz, en ook niet verder gaan met het mogelijk maken van eenduidig en gebruiksvriendelijk reconciliëren van deze gegevens. Instellingen kunnen onderling allerlei afspraken maken, maar de techniek moet centraal goed ingericht worden. En daarbij moeten zorgverleners meekijken naar de gebruiksvriendelijkheid en de implementatie in het zorgproces. Zij zijn immers de enigen die dat goed kunnen beoordelen. Dat is wat mij betreft dus een benodigde succesfactor om hergebruik na VIPP 5 ook echt in de praktijk te gaan brengen.”