
Aandeel poliklinische zorg buiten het ziekenhuis nadert de 30%
In de eerste zes maanden van 2024 vond 28,1% van de poliklinische zorg dichtbij de patiënt, buiten het ziekenhuis plaats. Dat is een stijging ten opzichte van de eerste zes maanden van 2023. Toen was het aandeel 27,5%. Dat blijkt uit de ‘Factsheet Hybride Zorg’, die de NVZ tweemaal per jaar uitgeeft. De factsheet is gebaseerd op de LBZ (Landelijke Basisregistratie Ziekenhuizen) verrichtingenregistratie. Dat betekent dat alleen geregistreerde verrichtingen gevolgd kunnen worden. Onder poliklinische zorg dichtbij de patiënt valt onder meer bellen, beeldbellen, telemonitoring, teledermatologie en schriftelijke consulten. Bellen vindt het meeste plaats.

Schriftelijke consulten
Schriftelijke consulten zijn bezig met een opmars en hebben inmiddels beeldbellen ingehaald. BeterDichtbij is één van de platforms die schriftelijk contact met zorgverleners mogelijk maken. Het aantal uitgewisselde berichten oversteeg in 2024 per kwartaal ruim de miljoen. In 2029 waren dat er nog gemiddeld zo’n 35.000 per kwartaal.
Telemonitoring
Bij 84% van de ziekenhuizen kunnen patiënten voor een aantal ziektebeelden thuis gemonitord worden. Zij geven dan via een applicatie of app op gezette tijden hun meetwaarden door aan het ziekenhuis. Als daartoe aanleiding is, nemen zorgverleners van het ziekenhuis contact op met de patiënt. In het eerste jaar van de meting, 2019, bood nog maar 58% van de ziekenhuizen deze mogelijkheid.
Telemonitoring COPD
In de eerste helft van 2024 maakte een kwart van patiënten met COPD gebruik van telemonitoring. In 2019 was dit minder dan 1%. Twee derde van ziekenhuizen boden in de eerste helft van 2024 de mogelijkheid van telemonitoring aan COPD-patiënten. In het eerste half jaar van 2019 deed de helft van de ziekenhuizen dat. Dus zowel in het aantal ziekenhuizen dat telemonitoring COPD aanbiedt als in het aantal patiënten dat er gebruik van maakt, zijn grote stappen gemaakt.
Spreiding
Een kaartje in de factsheet laat zien dat hybride zorg inmiddels in heel Nederland wordt toegespitst. Er zijn geen grote regionale verschillen, al zijn Noord-Nederland en Flevoland wel koplopers met een aandeel boven de 30%.