Hans Schoo: “Er zijn geen eenvoudige oplossingen voor complexe problemen”
In dit Vergezicht is Hans Schoo aan het woord. Sinds 6 jaar is hij lid van de raad van bestuur van topklinisch ziekenhuis Rijnstate en sinds eind vorig jaar bestuurslid van de NVZ, waar hij onder andere de IZA-portefeuille beheert. Schoo vertelt over zijn ambities als bestuurder en de kansen en uitdagingen van het IZA. Daarnaast deelt hij zijn visie op de toekomst van de Nederlandse ziekenhuizen.
Wat is uw motivatie geweest om bestuurder te worden?
Schoo: “Het is niet iets waar ik van droomde als kind. Wat ik vroeger wel wilde worden, was directeur van een bejaardenhuis. Ik wist eigenlijk al heel vroeg dat ik graag aan de knoppen wilde draaien, graag wil meebepalen over waar het naartoe gaat. Daarbij wil ik wel over een zekere mate van eigen zeggenschap beschikken.” Zelf zijn loopbaan begonnen als verpleegkundige, begrijpt hij als geen ander waarom verpleegkundigen eigen zeggenschap willen hebben. “Want dat gaat over hoe je je eigen werk inricht. Dat heb ik altijd nagestreefd en dat heb ik nu ultiem als zorgbestuurder. Ik ga erover, ben er eindverantwoordelijk voor en mag er iets van vinden.” Schoo is van mening dat je dat niet alleen kan doen: “Ik werk graag in een team. Je kunt wel eindverantwoordelijk zijn, maar dat is niks als je het niet kunt delen met diegenen voor wie je die eindverantwoordelijkheid draagt.”
Wat zijn uw ambities als bestuurder zowel bij Rijnstate als bij de NVZ?
Voor Schoo liggen de ambities van beide bestuurdersrollen niet zo ver uit elkaar. “Mijn adagium als bestuurder is ‘ik zorg dat anderen kunnen zorgen’. Ik doe dat ook met passie, zorg en aandacht. Dat is juist als bestuurder heel erg breed. Het gaat over gesprekken met banken, gesprekken over het ict-systeem, over kwaliteit en veiligheid, over dat er eten is, bedlinnen, et cetera. Dat doe je niet alleen, maar met al die mensen. Dat is het leuke van een team.”
Volgens Schoo is iedereen onderdeel van het geheel. “Ik wil graag dat patiënten goed geholpen worden en dat de zorgprofessionals er zin in hebben om dat te blijven doen. Als ik het kort moet samenvatten: mijn ambitie is om daar zo goed mogelijk voor te zorgen. Dat daar de randvoorwaarden voor zijn, de mensen, financiële middelen, innovaties en de juiste investeringen.”
Er spelen nogal wat uitdagingen in de zorgbranche. Wat is volgens u momenteel de belangrijkste uitdaging?
Een spannende uitdaging vindt Schoo de krappe arbeidsmarkt in relatie met een toenemende zorgvraag. Schoo: “Er zijn arbeidsbesparende maatregelen nodig en ook meer digitalisering. Maar dat leidt soms weer tot een grotere zorgvraag.”
Een andere uitdaging volgens Schoo is de toenemende zorgvraag en de maakbaarheid die in het IZA zit, versus de realiteit dat dingen niet maakbaar zijn. “Want als je ziek wordt word je niet altijd beter, hoe graag we dat zouden willen. Daarvan vind ik dat ik als bestuurder de vraag moet blijven stellen en goed contact moet houden met zowel de zorgprofessionals, patiëntvertegenwoordigers én met de regio.”
Schoo vertelt dat het schijnbaar rustig lijkt in zijn bestuurskamer, maar daarbuiten waait het wel: “Je zit altijd in het oog van de orkaan. We moeten zorgen dat we niet met z’n allen wegwaaien, stevig genoeg verankerd blijven en doen wat we moeten doen.”
Wat Schoo in beide bestuurdersrollen belangrijk vindt, is de discussie met de maatschappij op gang brengen. Over hoe om te gaan met de zorg van de toekomst. “Als we écht de zorgvraag willen laten dalen, moeten we ook in gesprek over dat mensen niet in de spreekkamer terechtkomen. En bij die discussie heb je patiënten en zorgprofessionals nodig, die kan je niet alleen aan de Nederlandse politiek overlaten. Wij moeten ook zélf het voortouw innemen, gefaciliteerd door het ministerie van VWS en andere partijen.”
Schoo geeft aan dat de problemen in de zorg groot zijn: de arbeidsmarkt, de toenemende zorgvraag en de kosten: “Er zijn geen eenvoudige oplossingen voor complexe problemen. Iemand die daar makkelijk een antwoord op heeft, vertrouw ik niet. Dat kán gewoon niet. Het is echt ingewikkeld en dat moet je met elkaar doen.”
In het NVZ-bestuur gaat u over de IZA-portefeuille. Hoe kijkt u naar het IZA?
“Het is heel mooi dat we erin geslaagd zijn met alle IZA-partijen afspraken te maken over wat we belangrijk vinden dat er in de komende 5 jaar moet gebeuren. Het wát is opgeschreven, maar het hóe staat er niet in. Dat is ‘the proof of the pudding’ en moeten we nu met elkaar gaan uitwerken.
Het is een enorme kans om maatschappelijk het gesprek aan te gaan met burgers, patiënten en professionals over wat er nu moet gaan gebeuren. Ik heb nu niet de oplossing, maar mijn gevoel en intuïtie zeggen mij dat we ervoor moeten zorgen dat het een evolutionair proces is. Een langzaam proces waarin we de komende 5 jaar toewerken naar alles wat we hebben afgesproken. Het is geen revolutie, het is niet morgen klaar. We moeten dat met elkaar kunnen meemaken.
Het zijn grote en noodzakelijke veranderingen, die hebben tijd nodig. Het gaat over waar we de capaciteit inzetten, waar we de beste kwaliteit bieden en hoe we zorgen dat bepaalde behandelingen geconcentreerd, maar tegelijkertijd ook andere behandelingen verspreid worden. Concentratie zonder spreiding kan echt niet, want als je de zorg concentreert, betekent dat dat je uit bepaalde ziekenhuizen de zorg in een ander ziekenhuis gaat uitvoeren. Wat ga je dan met dat andere ziekenhuis doen? We hebben alle capaciteit nodig die er is. Het is geen bezuinigingsmaatregel. We hoeven niet ziekenhuizen te sluiten, we moeten zorgen dat ze andere dingen gaan doen. Dus als je iets concentreert, moet je andere dingen spreiden. Zo krijgt elk ziekenhuis een interessant pakket om ook de zorg te leveren en capaciteit te benutten die dat ziekenhuis heeft. En wordt de toegankelijkheid van zorg voor de patiënt dichtbij geborgd. Ver weg wat moet, dichtbij wat kan.”
Volgens Schoo is een van de valkuilen van het IZA, dat we denken dat het heel erg maakbaar is. “Terwijl ik denk dat we vanuit de politiek en vanuit onszelf realistisch moeten zijn en vertrouwen moeten uitstralen naar elkaar. Vertrouwen in dat we dit met elkaar kunnen gaan doen. De impact van die veranderingen moet je goed met elkaar bekijken. En daarbij elkaar goed in de ogen blijven aankijken en afvragen ‘wat betekent dat voor de verschillende ziekenhuizen om dat ook goed te blijven doen?’. We moeten niet in standpunten met elkaar terechtkomen, maar realistisch en met een open blik kijken naar de samenleving, wat er nodig is, onze maatschappelijk functie en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Niet alleen richting de patiënt en zorgprofessionals, maar ook richting alle andere zorgpartners. Als we willen dat er minder patiënten komen, moeten we ook aan preventie gaan doen. Dat is voor een deel een taak van de ziekenhuizen, maar ook van huisartsen, wijkverpleegkundigen, ggz in de wijk en de gemeente. Dus echt met elkaar goed kijken wie doet nu wat en hoe zorgen we dat we dat zo aan elkaar rijgen, dat dat ook voor de potentiële patiënt inzichtelijk en overzichtelijk is.”
Schoo ziet nog een andere uitdaging van het IZA: de regeldruk: “We willen de regeldruk verminderen, maar als je al kijkt wat je moet doen om een snelle toets voor elkaar te krijgen in het kader van het IZA, dan is de regeldruk eigenlijk de facto toegenomen. Daar moeten we echt op letten, zorgen dat we dat op een goede manier met elkaar doen.”
Van welke IZA-successen kunt u spreken?
Wat Schoo mooi vindt is dat tijdens de verkiezingen van de Tweede Kamer, alle IZA-partijen hebben gezegd ‘dit vinden wij belangrijk, dit moeten we met elkaar blijven doen’. “Hiermee is een signaal afgegeven aan de politiek: blijf ons helpen om dat op de goede manier te doen. We hebben iets in gang gezet.” Schoo vindt het nog wel te vroeg om te spreken van successen, maar wat hij toch wil benoemen is dat er in Nederland hard wordt gewerkt aan de regioplannen. “In mijn eigen regio ben ik onder de indruk van de momenten dat we contact hebben gemaakt tussen zorgpartijen, het sociaal domein en de gemeente. En dat we na 2 intensieve sessies elkaar toch echt goed aan het begrijpen waren en ook snapten dat we met elkaar aan dezelfde kant van de lijn te staan. Namelijk dat we met elkaar een opdracht hebben. Dat bedoel ik dus met evolutie. Daar heb je een gesprek voor nodig, elkaar vinden en vertrouwen en zorgen dat je er meer van kan maken. Zodat je ook daadwerkelijk met elkaar verder komt. Dat hebben we misschien de afgelopen jaren niet goed genoeg of niet intensief genoeg gedaan. Ik vind dat mooi dat dat nu aan het ontstaan is. Dat geeft aan dat IZA een krachtig element is.”
Wat vindt u van het tempo van de uitvoering van het IZA?
“Je hebt deadlines nodig, anders gebeurt er niets. Maar je hebt ook tijd nodig, want je gaat met elkaar in gesprek. We zijn een jaar onderweg en er is al een heleboel gebeurd. We hebben regioplannen en -beelden ontwikkeld. We zitten met elkaar aan tafel, proberen elkaar te begrijpen. Op papier kun je geen zorg verlenen. Ik verwacht dat we komend jaar wel wat meer stappen kunnen zetten en het echt kunnen concretiseren. Ik zit wel positief in de wedstrijd. Het is complex, ingewikkeld, en ik ben het ook niet overal mee eens, maar je moet wel proberen er met elkaar een succes van te maken.”
Als u 1 thematafel zou mogen toevoegen aan het IZA, welke zou dat zijn?
Schoo blijkt niet per sé een voorstander van nog meer thematafels: “Ik weet niet of het concept van al die tafels ons het best gaat helpen met de verandering. Ik zou er wel een paar af willen halen, mag dat ook? Of samen willen voegen. Ik denk dat we niet nog meer tafels moeten toevoegen, want we zijn in Nederland heel goed in met elkaar blijven praten. Het is op een gegeven moment ook wel eens goed om te zeggen ‘we hebben nu voldoende gesproken, nu moeten we ook besluiten’.”
Schoo daagt alle IZA-deelnemers uit dat als je iets zegt of doet het zó te formuleren dat dat wat er ligt, er ook beter van wordt. “Het is makkelijk om te zeggen ik vind het niks, of het is niet goed of dit had anders gemoeten. Maar om het goed te formuleren is echt moeilijk. En daarom zeg ik ook, we moeten niet nog meer tafels maken of nog meer bureaucratie eromheen bouwen. Maar af en toe tegen elkaar zeggen ‘wat was de bedoeling van IZA, zijn we nog bij die bedoeling en draagt wat we nu doen daaraan bij? Zitten we nog met elkaar op dezelfde koers?’. Voordat je een standpunt inneemt omdat iemand iets doet wat jij niet wilt, kun je beter even bedenken waarom die iemand dat doet. En bedenken ‘kan ik iets doen waardoor ik het voor hem of haar beter maak?’. Er zijn veel verschillende soorten mensen, je hebt bijvoorbeeld de ‘spreadsheetmensen’ en mensen die er heel open en filosofisch inzitten. Die zijn allemaal belangrijk. Dus laten we vooral nieuwsgierig naar elkaar blijven en niet te snel in standpunten vervallen.”
Hoe ziet u de toekomst van de Nederlandse ziekenhuizen?
Schoo ziet de toekomst heel zonnig in: “Ik zie het ziekenhuis als een pleisterplaats, een plek in de maatschappij waar je zorg kunt krijgen als je het even niet meer zelf kan. Het ziekenhuis is niet een verzameling stenen. Je moet je ervan bewust zijn dat mensen in het algemeen thuis wonen en dat wij als open ziekenhuizen mensen ontvangen. Een ziekenhuis is een kenniscentrum. We moeten zoeken naar manieren waarop we die kennis door de muren heen wat meer ín de samenleving kunnen brengen. Die maatschappelijke functie is dus heel belangrijk. Wij hebben de kracht om dat te doen. Dat doen we niet alleen, maar met alle zorgpartners.”
Welke oproep wilt u doen aan de Nederlandse politiek om de ziekenhuiszorg te verbeteren?
“Kijk wat er in de COVID-periode is gebeurd. Zonder de zorgprofessionals hadden wij dat niet kunnen doen. Mijn rol als bestuurder was daarin heel bescheiden. Ik heb vooral de ruimte aan mijn zorgprofessionals gegeven. Dus mijn boodschap aan de Nederlandse politiek is ‘Wees zuinig op al deze professionals’.”