Grote sprong voor thuismonitoring Albert Schweitzer ziekenhuis
Het thuismonitoringteam van het Albert Schweitzer ziekenhuis (ASz) schreef dit jaar een indrukwekkende opschaling op zijn naam: er werden maar liefst 35% meer patiënten thuis gemonitord dan in de jaren ervoor. Hoe heeft het Albert Schweitzer ziekenhuis dat aangepakt?
Carine Wöstmann is projectmanager thuismonitoring. Ze vertelt: "Tijdens COVID heeft thuismonitoring een scherp stijgende lijn doorgemaakt. Niet alleen als aandeel in de totale zorg, maar ook in acceptatie en bekendheid.’ Maar helaas stabiliseerde dat na COVID. Wöstmann besloot daarom alle vakgroepen te bezoeken voor een gesprek over de opschaling van thuismonitoring. In een presentatie maakte ze voor elke vakgroep inzichtelijk waar deze stond, ook in vergelijking met andere vakgroepen. “We hebben gekeken waar de mogelijkheden tot opschaling zitten. En waar de energie zit: we hebben een aantal fanatieke dokters.”
Belemmeringen
Welke belemmeringen bemerkte Wöstmann tijdens het rondje langs de vakgroepen? ”Er kwamen er veel voorbij. Zoals: ’Ik heb geen tijd om het uit te rollen’. Ook waren er specialisten die de noodzaak niet zagen of financiële bezwaren noemden. Anderen betwijfelden of thuismonitoring geschikt zou zijn voor hun specifieke patiëntengroep of vroegen zich af of thuismonitoring wel veilig is. Ook het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing veroorzaakte twijfels bij medisch specialisten. En sommigen waren terughoudend om niet aan de protocollen van hun eigen wetenschappelijke vereniging te voldoen.”
Grote sprong
Toch is er dit jaar een grote sprong gemaakt. Eén van de belangrijkste oorzaken daarvan was de oprichting van een thuismonitoringteam van vier verpleegkundigen, dat van maandag tot en met vrijdag van acht tot half vijf bereikbaar is. Elke dag zijn er twee verpleegkundigen aanwezig. Naomi Conijn is één van de verpleegkundigen van het team. Zij werkte eerst 15 jaar op de afdeling MDL-chirurgie. “Er is een schema waarin we vastleggen op welk dagen van de week we welke patiëntencategorie monitoren. Dat monitoren doen we middels de vragenlijsten of metingen die patiënten doorgeven binnen het thuismeetplatform van Luscii. Alle vier monitoren we patiënten van alle specialismes.”
Haar collega Gerike Oosthoek werkte voorheen als verpleegkundige op verschillende afdelingen. Ze vertelt: “Voor elk specialisme is er ook een eerste en tweede contactpersoon. We houden elkaar op de hoogte en als er iemand met vakantie is, blijft continuïteit gegarandeerd. Patiënten in thuismonitoring kunnen direct bij ons terecht. Via de app, maar ook door gewoon te bellen. Zodat ze snel contact hebben met de zorgverlener en direct geholpen worden. En dat loont. Zeker in deze periode zien we heel veel patiënten met griep, corona of verkoudheid. Daar reageren wij natuurlijk snel op. Je zet vroegtijdig de behandeling in en dat zorgt ervoor dat de patiënten niet zo ziek worden dat ze opgenomen moeten worden.”
Vertrouwen
Het thuismonitoringteam heeft dit jaar hard gewerkt aan de samenwerking met poliklinieken en specialisten. Oosthoek: “Vertrouwen is heel belangrijk. Specialisten en poliklinieken weten nu dat er een vast team is. We kunnen laagdrempelig met elkaar overleggen.” Conijn vult aan: “We moeten laten zien en het vertrouwen verdienen dat we met het thuismonitoringteam problemen op tijd signaleren.” Het team kan dat ook cijfermatig onderbouwen. Projectmanager Wöstmann: “Neem de cijfers over hartfalen: het aantal SEH-bezoeken neemt met de helft af.” Oosthoek: “De evaluaties met de vakgroepen hebben geholpen in het opschalen en het verbeteren van de kwaliteit van de zorgpaden.”
Omzet
Betrokkenheid van de raad van bestuur is volgens Wöstmann een ander aspect dat opschaling bevordert. Ze vertelt dat thuismonitoring inmiddels een vast agendapunt is tijdens het overleg tussen een vakgroep en de raad van bestuur. Bovendien zegde de raad van bestuur al in de COVID-periode toe, dat thuismonitoring geen individueel nadelig effect op inkomen zal hebben.
Oosthoek: “Het bespreken van de thuismonitoring wordt steeds meer een vast onderdeel in het spreekuur. Bij elke patiënt wordt gekeken of deze een goede kandidaat zou zijn voor de thuismonitoring. De spreekuren van de long- en hartfalenverpleegkundigen zijn hier een mooi voorbeeld van. Bij longpatiënten zien we bijvoorbeeld dat zij minder frequent op de polikliniek terugkomen, of dat er zelfs geen herhaalbezoek meer ingepland wordt.”
Per 1 januari is er een structurele prestatie voor telemonitoring ingevoerd, zodat ook telemonitoring gedeclareerd kan worden bij de zorgverzekeraar. Heeft dat op een of andere manier invloed gehad? Carine Wöstmann: ”Ja, maar niet alleen een positieve invloed. Patiënten schrikken als ze ineens een factuur krijgen. Voor mensen die nog niet door hun eigen risico heen zijn, kan dat een reden zijn om te stoppen.”
Tips
Welke tips heeft het team van het Albert Schweitzer ziekenhuis voor andere ziekenhuizen die ook graag zo'n grote sprong willen maken? Wöstmann: “Zorg dat je raad van bestuur en het stafbestuur achter je staan. Realiseer een heel betrouwbaar thuismonitoringsteam: besef dat thuismonitoring een vak is, waarvoor je betrokken en capabele verpleegkundigen nodig hebt. Zorg dat de dokters deze verpleegkundigen vertrouwen. Kies in eerste instantie voor een centraal, binnen het ziekenhuis georganiseerd team. Ik weet dat er wordt nagedacht over een beperkt aantal monitoringscentra in het land, maar je kunt de stap om het centraal in huis te regelen echt niet overslaan. Want áls je dan over een paar jaar regionaal of landelijk in monitoringscentra gaat samenwerken, dan is het al normale zorg. Dan is er vertrouwen. Maar de stap van een polikliniek meteen naar een landelijk team, is te groot.”
Leuker
Waar het team over een jaar wil staan? Wöstmann streeft ernaar dat er volgend jaar rond deze tijd vijf nieuwe zorgpaden ontwikkeld zijn. Oosthoek vult aan: “Daarnaast hoop ik dat we nog meer kunnen gaan betekenen voor de patiënten die al in de thuismonitoring zitten. Aankomende tijd willen we de programma’s beter inrichten en meer persoonlijk advies geven. Dat zou ons werk nog leuker en uitdagender maken.”