Geranne Engwirda: “We mogen trots zijn op de Nederlandse zorgsector, deze vormt een belangrijke backbone voor de maatschappij.”
In dit Vergezicht spreken wij met Geranne Engwirda. Zij is sinds 8 jaar lid van de raad van bestuur van ‘het mooiste ziekenhuis van Nederland’: het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. In de afgelopen periode was Engwirda ook vicevoorzitter van de NVZ. Deze rol heeft zij vorige week neergelegd met het oog op haar aanstaande aantreden als voorzitter van de raad van bestuur bij de NZa (Nederlandse Zorgautoriteit). Die rol is overgenomen door Ingrid Wolf. Tot haar overstap naar de Nza blijft Engwirda zitting houden in het bestuur van de NVZ. Het bestuur heeft afspraken met haar gemaakt over haar inzetbaarheid op de diverse portefeuilles. Ze kon ons nog nét voor haar vertrek bij de NVZ meenemen in haar ambities als bestuurder, waarbij ze ook ingaat op de successen en uitdagen van het IZA.
Engwirda vertelt graag over haar rol en ambities als bestuurder van het Catharina Ziekenhuis: “Ik ben een bestuurder met energie, compassie en blijheid. Het Catharina past bij mij, want het is een organisatie die innovatief en in ontwikkeling is. Altijd kritisch en integraal ambitieus om het beste te presteren voor onze patiënten en voor onze medewerkers. Ik geniet erg van de samenwerking met collega’s binnen de organisatie. We hebben veel goede, slimme mensen in huis op alle niveaus. En we hebben korte lijntjes. De cultuur hier in Brabant heeft een informeel karakter. Maar het Catharina heeft ook een beetje de Rotterdamse inborst van ‘opgestroopte mouwen’.”
Wat is volgens u het grootste probleem dat momenteel speelt in de ziekenhuizen? En hoe zou dat probleem opgelost kunnen worden?
“We hebben aan alle kanten te maken met schaarste en een toenemende zorgvraag. De grootste opgave is om met dezelfde hoeveelheid of zelfs met minder mensen een antwoord te geven op die toenemende zorgvraag. Daar is niet 1 oplossing voor. Ik geloof zelf dat alle beetjes helpen: dat je 1.000 dingen simultaan moet doen, samen met anderen binnen én buiten onze organisatie. En dat maakt het een complexe bestuurlijke opgave die vraagt om nieuwe vormen van governance.
Regelruimte en verantwoordelijkheid
Wat ik daarin belangrijk vind, is dat je de regelruimte en het nemen van verantwoordelijkheid daar laat waar die hoort. Ik probeer vanuit mijn rol te zorgen dat professionals, managers en mensen met inhoudelijke portefeuilles hun verantwoordelijkheid kunnen nemen in samenwerking met anderen. We zijn hier in het ziekenhuis bezig met adaptief leiderschap. Dat je probeert als organisatie continu in beweging te blijven, de buitenwereld naar binnen te halen, je daarop aan te passen ten bate van ons verzorgingsgebied, onze patiënten en collega’s."
“Je kan en moet het doen met de mensen die je hebt en hoe kan je die kracht zoveel mogelijk bundelen en richten”
Wat betekent dat voor u, adaptief leiderschap?
"Wij noemen het leidinggeven met lef. Dat is onze visie, van hoog tot laag in de organisatie. Naast de buitenwereld naar binnen halen, moet je ook goed uitleggen aan de buitenwereld waar je wel én niet voor staat. Ruimte voor reflectie en vertrouwen, leidinggeven met empathie. En het creëren van win-winsituaties. Dit sluit aan bij de opgave in het IZA. Je kijkt samen met de partners in de buitenwereld en patiënten hoe je de vraagstukken met elkaar oplost. We werken nadrukkelijk samen met verzekeraars en zorgaanbieders in de regio. Maar ook met een zestal topklinische ziekenhuizen in Santeon-verband, voor mij een belangrijke inspiratiebron en ontwikkelplatform. Daar besteden we vooral aandacht aan inhoudelijke ontwikkeling, kwaliteitsverbetering en digitalisering om een nieuwe werkelijkheid te creëren. Mijn basisfilosofie is: je kan en moet het doen met de mensen die je hebt en hoe kan je die kracht zoveel mogelijk bundelen en richten. Daar gebruiken we in dit ziekenhuis deze leiderschapsvisie voor.”
Naast bestuurder bij het Catharina Ziekenhuis, bent u momenteel ook vicevoorzitter en portefeuillehouder IZA van het NVZ-bestuur. Wat zijn uw ambities vanuit die rol?
“De NVZ is een vitale, ontwikkelende brancheorganisatie die alle leden ondersteunt in deze complexiteit en die zorgt dat iedereen zich gehoord en gezien voelt. Het met elkaar zorgen voor een vitale en wendbare ziekenhuissector staat voorop. We mogen trots zijn op de Nederlandse zorgsector, deze vormt een belangrijke backbone voor de maatschappij. Maar dat vraagt veel van alle organisaties. Ik denk dat we vanuit de NVZ daaraan kunnen bijdragen. We moeten een schakelpunt zijn voor verzekeraars, patiëntenorganisaties, VWS en andere stakeholders. Daarin moeten we de interactie zoeken om een win-winsituatie te bereiken. Daar hoort ook belangenbehartiging bij naast de opdracht die we zelf als sector hebben. De opgave is zo groot dat je niet alleen vanuit belangenbehartiging de maatschappelijke vraagstukken kunt oplossen. We hebben ook zelf de verantwoordelijkheid als zorgaanbieders om een deel van de oplossing te zijn. Daar willen we als NVZ voor staan.”
U bent als portefeuillehouder van IZA natuurlijk goed op de hoogte van de ins en outs ervan. Hoe kijkt u naar het IZA?
“Er is in het IZA een gemeenschappelijke, brede probleemdefinitie geland, die alle partijen vanuit diverse sectoren in het denken over de toekomst helpt. Een belangrijk beginpunt om met elkaar aan de slag te gaan. Dat is een hele grote stap geweest, we zijn het eens over wat de grote vraagstukken zijn en er staan eerste doorkijkjes in van oplossingsrichtingen. Het geeft handvatten om met elkaar te ontwikkelen. Het IZA is niet altijd even vernieuwend, omdat op verschillende plekken in het land de transformatie al aan de gang was. Die vernieuwing zullen we moeten opschalen en we moeten ook nog nieuwe oplossingen met elkaar creëren. Daar zit voor mij ook wel de spanning. Er zijn heel veel ambities en je ziet wie wat doet en welke bewegingen er worden gemaakt. Is iedereen wel in staat om zijn verantwoordelijkheid te nemen? Wat zijn de geëigende bestuurlijke verhoudingen in de toekomst? Kunnen we verder op basis van de huidige kaders? Dat is een complexe opgave.
“Je kunt niet transformeren als je in de kramp gaat schieten als sector”
Daarnaast zit VWS nadrukkelijker aan boord dan voorgaande jaren. Het thema marktwerking staat onder druk, wat zijn de grenzen en wat zijn de mogelijkheden daarvan? Je ziet dat verzekeraars en gemeenten zich gaan hergroeperen.
De resultaten zijn nog nauwelijks zichtbaar, wat ook logisch is omdat het een hele grote beweging is. Ik vind de inhoudelijke kant van het IZA het belangrijkst, maar transformeren kan niet zonder een vitale sector. Daarmee zal ook de belangenbehartigingskant van de NVZ voortdurend aandacht nodig hebben. Je kunt niet transformeren als je in de kramp gaat schieten als sector. De huidige financiële vooruitzichten zijn hierin een zorgpunt, vind ik.
“Hopelijk ontstaan er in de huidige dynamiek weer nieuwe initiatieven en nieuwe vergezichten”
Het zou me niet verbazen als we over 4 jaar het IZA 2.0 krijgen, met misschien wel hele andere accenten dan wat we nu hebben opgeschreven. Een nieuw IZA waarin ook bestaande lijnen worden doorgetrokken om continuïteit van beleid te borgen. Maar hopelijk ontstaan er in de huidige dynamiek weer nieuwe initiatieven en nieuwe vergezichten. Ik vind het superinteressant om daarbij betrokken te zijn. Om vanuit mijn eigen ervaring goed te luisteren naar anderen, daar het goede in te doen. Wij moeten als sector ook leiderschap laten zien, dat wij met alles wat we in huis hebben ook echt oplossingen bieden voor de vraagstukken die er zijn. Dat kunnen we als NVZ wat mij betreft nog wel beter doen: zichtbaar maken wat voor moois er allemaal gebeurt en hoe wij in staat zijn om mede antwoord te geven op de maatschappelijke vraagstukken.”
Over het zichtbaar maken van alle mooie dingen die er nu gebeuren gesproken: kunt u successen van 1 jaar IZA benoemen?
“Wat ik zie is dat in de samenwerking op regionaal niveau echt een andere wind aan het waaien is. Er is veel meer openheid tussen zorgorganisaties om vraagstukken met elkaar te delen en samen te kijken naar oplossingen. Ik merk ook bestuurlijk en in ons ziekenhuis dat er in toenemende mate besef is van de buitenwereld en van de grenzen van wat we kunnen en willen bieden aan zorg. Dat we heel erg afhankelijk zijn van anderen om ons werk te doen, maar ook anderen kunnen helpen om hun werk goed te doen. Dat incasseer je niet meteen, maar is wel een voorwaarde om echt te transformeren.”
Dus meer openheid tussen zorgorganisaties en een toenemend besef van de buitenwereld. Dat zijn mooie resultaten. Waar zit de uitdaging volgens u nog?
“Ik denk dat dat nu vooral in de proceskant zit. We hebben een agenda, maar de resultaten zijn niet morgen beschikbaar. Sommige ontwikkelingen gaan wat moeizaam. Als ik kijk naar de hele transformatieopgave en de transformatiegelden, zie ik dat we nu feitelijk niet het geld uitgeven dat dit jaar beschikbaar is. Terwijl het water ons aan de lippen staat. Dan doen we toch met elkaar iets niet goed. We zijn of niet in staat om transformatie te realiseren, of we hebben een ander beeld bij wat transformeren is en wat ervoor nodig is. Dat is echt zonde. Dit betekent wel een vertraging.
Mooie initiatieven of bureaucratie
Ik ben benieuwd hoe het over een half jaar is: zijn er 10 of 20 mooie initiatieven die echt vernieuwend zijn en echt helpen? Of zijn we toch te bureaucratisch met elkaar en handelen we te weinig vanuit vertrouwen, waardoor we te weinig speelruimte creëren om gewoon ‘te gaan’? Het is nog te vroeg om daar een oordeel over te vellen.
Eerste vingeroefening
We hebben nu regiobeelden, een eerste foto met statistiek zonder een duidelijke probleemdefinitie. Ik vind het spannend of het gaat lukken om op basis van die regiobeelden een goed plan te kunnen maken. Het is een eerste vingeroefening. Het IZA is in september 2022 getekend, vervolgens moest er van alles worden geregeld. En moesten formeel de huisartsen nog toetreden. Het is echt een langjarige verbinding. Hoe gaat dat straks landen in het nieuwe kabinet? Gaan we toewerken naar een ander stelsel of naar een aanpassing van het huidige stelsel? Zijn we in staat om de inhoud leidend te laten zijn en niet de bestaande belangen?”
De verkiezingen komen eraan. Wat zou uw oproep zijn aan de Nederlandse politiek om de ziekenhuiszorg te verbeteren?
“Twee dingen. De ziekenhuiszorg is van een heel hoog niveau en van goede kwaliteit. Geef ons de ruimte en de middelen om dat zo te houden, dan kunnen wij ook meebewegen in wat er nodig is. Dat zie je als je terugkijkt, ziekenhuiszorg is al enorm getransformeerd en we staan als sector aan de lat voor de grootste opgave als het gaat om ombuiging van de groei. We hebben aangetoond dat we kunnen veranderen. Belast ons niet verder met nog meer regelgeving en controledruk en help vooral om onze medewerkers te behouden.
“Het thema gezondheid is net als duurzaamheid ook een collectieve verantwoordelijk die niet alleen door de zorg opgelost kan worden”
Het tweede punt is dat de omgeving van grote invloed is op de ziekenhuiszorg. Het is van belang dat andere sectoren ook gezond en stevig zijn om burgers en patiënten te ondersteunen. Daar hebben we in het IZA ook afspraken over gemaakt. En dat de verwachtingen ten aanzien van de zorg en het zelforganiserend vermogen van mensen, ook vanuit de politiek aandacht krijgen en versterkt worden. Verder is voor het bijsturen op incidentie en prevalentie van aandoeningen ‘health in all policies’ belangrijk. Ik hoop dat vele politieke partijen hier werk van gaan maken.
Collectieve verantwoordelijk: duurzaamheid, maar ook gezondheid
De thema’s duurzaamheid en gezondheid zijn beide een collectieve verantwoordelijkheid. De zorg kan hier zelf ook veel aan doen, maar kan die verantwoordelijkheid niet alleen dragen. Vanuit dit inzicht is het logisch dat er meer aandacht is voor preventie, dat is ook nodig. Maar als je dit koppelt aan een afbouw van de ziekenhuiszorg om dat te organiseren, raak je van de wal in de sloot. We hebben binnen en buiten de zorg een enorme opgave te gaan in het voorkomen van de groeiende zorgvraag, willen we in de toekomst genoeg hebben aan het huidige capaciteitsniveau van medisch specialistische zorg.”
Hoe ziet u de toekomst van de Nederlandse ziekenhuizen?
“Ik denk dat er net zoals de afgelopen 20 jaar, de komende 20 jaar heel veel gaat veranderen. Ziekenhuiszorg wordt tijd- en plaatsonafhankelijk. Het woord ‘huis’ in de ziekenhuiszorg zal verdwijnen. Er ontstaan veel nieuwe werkvormen, differentiaties in ziekenhuizen, maar ook verticale integraties. Denk aan huisartsenposten in het ziekenhuis en digitale zorgvormen. Ik denk dat als wij over 20 jaar terugkijken, er heel veel verschillende typen zorgorganisaties zijn die medisch specialistische zorg bieden, maar die ook veel holistischer gaan werken voor bepaalde doelgroepen. Ik hoop dat het ons lukt om de zorg vloeiender en begrijpelijker te organiseren voor patiënten. Omdat wij als sector veel in huis hebben aan kennis, expertise en infrastructuur, kunnen we een leidende rol spelen in het vormgeven daarvan. Daarvan ben ik overtuigd.”